Maandelijks archief: oktober 2013

Tinder

Heb je nog nooit van Tinder gehoord? Stop dan NU met lezen. Ja? Ok. Daar gaan we dan. Elien van 25 heeft een mooie paardenstaart. Die krijgt een groen hartje. Laura (21) is blond. Maar ze rookt. Rood kruisje. Bianca van 24 heeft duidelijk een paar nachten niet geslapen. Rood kruisje. Tess is met 18 wat jong. Maar dat strand waar ze ligt, ziet er niet verkeerd uit. Groen hartje. Elise (26), dat neigt naar flaporen. Rood kruisje. Jasmijn is 22 en heeft geweldige krullen. Groen hartje. Kim van 28 heeft veel te veel tattoos. Rood kruisje. En dit heerlijke koppie is van Gwenny (22). Groen hartje.

Tinder is de nationale vleeskeuring via de smartphone. Het principe is heel simpel. Het lijkt veel op de manier waarop Mark Zuckerberg ooit met Facebook begon. Je baant je als gebruiker een weg door een onophoudelijke stroom van gezichten. Mannen en / of vrouwen. Jong en (redelijk) oud. Voor ieder wat wils. Steeds is er de keus. Het groene hartje of het rode kruisje. Groen of rood. Ja of nee. Like or don’t like. Hot or not. Als jij Jasmijn van 22 (die met de geweldige krullen) een groen hartje geeft en Jasmijn van 22 (die met de geweldige krullen) geeft jou ook een groen hartje, dan is er een match. Het doel van Tinder is bereikt.

Stap één op weg naar een match is het uitdelen van in ieder geval één groen hartje. De beginnende Tinderaar (dat is vanaf nu een woord) belandt in een paradijs vol mooie vrouwen. Negentig procent verdwijnt met een rood kruisje weer van het telefoonscherm. De tien procent die over blijft, valt in de categorie topmodel. Het water moet de gemiddelde Tinderaar in de mond lopen bij het uitdelen van de groene kruisjes aan deze beeldschone dames. Nu maar wachten tot zij hetzelfde doen. Er gebeurt niets. Dit schiet niet op. Die Gwenny van 22 met dat heerlijke koppie weet natuurlijk ook wel dat ze veel groene hartjes krijgt. Die kiest haar tien procent uit. Dan pis je als mannelijk net-niet-topmodel toch mooi naast ’t potje.

Voor je het weet zijn de groen-rood-verhoudingen compleet omgedraaid. De negentig procent rode kruisjes zijn groene hartjes geworden. Nog maar tien procent krijgt een rood kruisje. Laura van 21 rookt vast niet zo heel veel. En die flaporen van Elise (26) vallen bij nader inzien best wel mee. Blond hoeft toch ook niet per sé. En Bianca van 24 ziet er vast een stuk beter uit als ze goed is uitgerust. Meer groene hartjes uitdelen dus. Verder is het verstandig om de instellingen aan te passen. Als je groene hartjes gaat versturen naar vrouwen die 100 kilometer verderop wonen, dan is de kans dat zij je vinden en daarmee de kans op een match veel kleiner.

Als er een match is, dan kun je met elkaar chatten. En dan kun je afspreken, samen een terrasje pakken enzovoort. Dat kan. Maar dan moet je wel verder komen dan de melding die mijn telefoonscherm al een heel etmaal teistert: ‘Nog geen matches. Blijf mogelijke matches beoordelen en laat de rest over aan Tinder!’ De periode dat Facebook letterlijk vol stond met enkel en alleen gezichten duurde niet lang. Mensen wilden meer van iemand weten dan alleen hoe hij of zij er uit zag. Mark Zuckerberg breidde zijn idee daarom uit met het huidige Facebook als resultaat. Die vleeskeuring van Tinder was voor één dag heel vermakelijk. Maar ik stop. En ik ontken vanaf nu alles. Ik heb nog nooit van Tinder gehoord.

Oudeschoot

Op hemelsbreed 421 meter van ijsstadion Thialf staat een plaatsnaambord. Aan de Thialf-kant van het plaatsnaambord ligt Heerenveen. Door de Friezen liefkozend It Hearrenfean genoemd. Aan de andere kant van het plaatsnaambord ligt Oudeschoot. Door de Friezen liefkozend Oldskoat genoemd. Oudeschoot is het dorp van de buurtsuper van Baukje en José, het dorp van cafetaria het Snackpaleis, het dorp van ‘café en lunchidee’ De Boel, het dorp van Autoshop Wassenaar (APK, alle merken, ook reparaties) en het dorp van een Olympisch schaatskampioen: Sven Kramer.

In het dorp van Sven Kramer is niet zoveel te beleven. Cafetaria het Snackpaleis doet nog wel haar best. De specialiteit van het huis is de Australische hamburger voor 3 euro 50. Een plakkaat aan de muur daagt de bezoeker van het Snackpaleis uit om ‘deze grote Down Under burger weerstand te bieden’. Het lijkt één van de grootste uitdagingen van Oudeschoot. Op het trapveldje aan de Archimedesweg staat nog wel een doel. Maar dat is veel te groot om profvoetballers voort te brengen. Wat moet je als dorp ook met voetballers als aan de andere kant van de dorpsgrens een prachtig ijsstadion staat? Oudeschoot ademt schaatsen.

De kleine Sven houdt ook van schaatsen. Hij gaat in Heerenveen naar de basisschool. Daar telt hij de uren af. Zijn dag begint pas echt na schooltijd. Dan loopt hij vanuit Oudeschoot naar Thialf. Om te trainen. Op maandagmiddag. Op dinsdagmiddag. Op woensdagmiddag. Op donderdagmiddag. Op vrijdagmiddag. En als het even kan het hele weekend. Op één van die vele trainingsmomenten staat er een cameraploeg van het Jeugdjournaal voor hem. Sven staat ze met een lach op zijn gezicht te woord: ‘Ik ben Sven Kramer. Ik kom uit Oudeschoot en ik ben 11 jaar. Mijn grote droom is om later topschaatser te worden.’

Topschaatser wordt hij. Sven Kramer schaatst over de hele wereld en rijgt de successen aaneen. Europese titels, wereldtitels, olympische titels. Sven haalt ze overal op. Toch keert hij altijd weer terug in Oudeschoot. Dat moet een mooi beeld zijn. Schaatskampioen Sven Kramer die even snel bij de buurtsuper van Baukje en José binnenwipt voor het pak melk dat ma mist voor de pannenkoeken. Of dat hij samen met vriendin Naomi een broodje pakt bij café De Boel (van dat lunchidee). Sven mag dan een schaatser van wereldformaat zijn en de daar schijnbaar bij behorende arrogantie uitstralen, in een gewoon dorp blijf je gewoon.

Gistermiddag won Sven Kramer op overtuigende wijze de Nederlandse titel op de vijf kilometer. Op een steenworp afstand van ‘zijn’ Oudeschoot zette hij de eerste stap in een schaatsseizoen dat in het teken staat van de Olympische Spelen. De Adler Arena in het Russische Sotchii is de plek waar de schaatsers in februari volgend jaar om het eremetaal gaan strijden. Ver weg van de buurtsuper van Baukje en José. Ver weg van Oudeschoot. Maar de Adler Arena ligt op loopafstand van het Olympisch dorp waar de sporters verblijven. Slapen met een ijsbaan op loopafstand. Dat voelt voor Sven Kramer als thuis.

Rayonhoofd

Dit stuk wil ik al maanden schrijven. Ik wacht. En ik wacht. En ik wacht. Op de dag dat ik voor het eerst het woord ‘rayonhoofd’ weer langs zie komen. Gisteravond gebeurde het. In een tweet:

Roy Hammink ‏@DutchChelseaRoy
Die @jaapvanessen houdt het allemaal prima bij, qua groepshoofden. Zou-ie dat bij de eerste vorst ook doen qua rayonhoofden?

Nu is er geen weg meer terug. Het mag weer! Er mag weer gesproken worden over rayonhoofd Wilt Kelderhuis van Hindeloopen, over rayonhoofd Mart Dijkstra van Balk en zijn assistent Auke Hylkema, over voorzitter Wiebe Wieling en over al hun Friese collega’s. Eindelijk.

Het eenmaal per dag meten van de ijsdikte. Dat is de winterse taak van een rayonhoofd. En toch spelen ze het hele jaar door rond in mijn gedachten. Ik kan niet naar het weerbericht kijken zonder aan een rayonhoofd te denken. Zelfs niet hartje zomer. De weerman op televisie laat een week lang 32 graden zien. Ik zie rayonhoofd Wilt Kelderhuis van Hindeloopen in zijn zwembroekje richting de gracht gaan. Alweer 0 centimeter. Net als gisteren. En eergisteren. Hij vertelt het zijn vrouw. Weer 0 centimeter. Die verklaart hem voor gek. Wilt ziet dat anders. Je kan het nooit zeker genoeg weten.

Waar de functie van rayonhoofd in de zomer wat klungelig over kan komen, is dat in hartje winter compleet anders. Als de thermometer beneden het vriespunt zakt, de vorst aanhoudt en de meetstok drie, vier, vijf en met wat goede wil zelfs acht centimeter aan gaat geven, dan kijkt heel Nederland naar de rayonhoofden. Televisieploegen komen naar Friesland om hun werk te volgen. Bij rayonhoofd Mart Dijkstra van Balk en zijn assistent Auke Hylkema is het druk. Hier is de ijslaag het minst dik van de hele route. Toch houden Mart en Auke hoop. Er wordt hard gewerkt. In elk rayon.

De Elfstedentocht is opgedeeld in 22 rayonnen. Stavoren is een rayon. Franeker. Dokkum. En de rest van de 11 steden. Maar ook kleinere plaatsen. Galamadammen. Wier. Alde Leij. Die plaatsen bestaan echt. Ik verzin ze niet. Elk rayon heeft een rayonhoofd. En elk rayonhoofd heeft een assistent. Leeuwarden heeft zelfs twee rayonhoofdassistenten. Eén voor de start. En één voor de finish. Om de dikte van het ijs te meten dus. Maar vergeet de ijstransplantaties en de kluunvoorzieningen niet. Ook het melden van de doorkomst van de kopgroep behoort tot het takenpakket van een rayonhoofd. De laatste melding stamt uit 1997.

Al die rayonhoofden hebben één ding met elkaar gemeen: Ze zijn broodnuchter. Voorzitter Wiebe Wieling voorop. Die laat zich niet gek maken. Rayonhoofden vergaderen over het doorgaan van de Elfstedentocht alsof de publieke opinie niet bestaat. Er over praten helpt niet. De Friese ijsgeleerden trekken zich niks aan van wat men op de televisie, in de kranten en op de sociale media verkondigt. Al zegt de hele wereld dat ‘it oan giet’, als de rayonhoofden van mening zijn dat het niet kan, dan ‘giet it net oan’. Zij kijken maar naar één ding: De dikte van het ijs. Een prachtberoep.

De weerman op televisie voorspelt vandaag een week lang 15 graden. Het duurt nog even voordat we de rayonhoofden weer serieus kunnen gaan nemen. Ik wacht. En ik wacht. En ik wacht.

Gijp

Het is een vrijdagavond. Ik zit in het publiek bij het TV-programma Voetbal International. Op een scherm telt een klok af. De uitzending begint over dertig seconden. Ik neem nog snel een laatste slok van mijn biertje. Nog twintig seconden. Daar verschijnen de mannen op het toneel. Genee, Derksen, Kieft. De vierde van het stel wandelt er rustig achteraan. Zijn handen in de zakken. Nog tien seconden. Genee zit op zijn plek. Net als Derksen. En Kieft. De vierde beweegt zich in een slakkengangetje richting zijn stoel. Hij kijkt eens rustig de zaal rond. De klok geeft nog één seconde aan. Gijp gaat zitten.

Over René van der Gijp kun je een boek schrijven. Dat deed Michel van Egmond – redacteur van het blad Voetbal International – dan ook. Met succes. In de hierboven genoemde uitzending ontving Van der Gijp het Gouden Boek voor 250.000 verkochte exemplaren van de biografie ‘Gijp’. Vanavond kan het boek de NS Publieksprijs winnen. Of beter gezegd, vanavond gaat het boek de NS Publieksprijs winnen. Het is de prijs voor wat volgens het publiek het beste boek van 2013 is. En ook al bestaat de concurrentie uit literaire werken van gerenommeerde schrijvers als Tommy Wieringa, Geert Mak, Simone van der Vlugt en Jan Brokken, de strijd is al lang gestreden.

Het publiek kiest. En dan worden – zoals Geert Mak het vandaag in De Gelderlander zo mooi stelt – appels, bananen en paprika’s inhoudelijk met elkaar vergeleken. Van de zes genomineerde boeken heb ik er twee gelezen: ‘Gijp’ en ‘De Vergelding’. Laatstgenoemde is het boek van Jan Brokken over het leven van de mensen in het dorp Rhoon (onder Rotterdam) tijdens de Tweede Wereldoorlog. Een fantastisch boek dat ik iedereen aan kan raden. Maar als ‘De Vergelding’ een appel is, dan is ‘Gijp’ een banaan. Of wellicht een paprika. Maar toch zeker geen appel.

‘Gijp’ gaat niet alleen winnen omdat het boek in het praatprogramma Voetbal International uitgebreid gepromoot is. Michel van Egmond heeft een biografie geschreven over iemand die op zichzelf al een groot publiek aanspreekt. Daar zitten heel veel niet-lezers bij. ‘Gijp’ was hun eerste boek. ‘Michel van Egmond heeft veel mannen die nooit een boekhandel binnenstapten aan het lezen gekregen’, zegt Jan Brokken vandaag in De Gelderlander. Dat vindt hij een prestatie. Dat is het ook. Maar daarbij is de schrijver wel veel dank verschuldigd aan het onderwerp van zijn boek: René van der Gijp.

De ontspannenheid waarmee de voormalig profvoetballer door het leven gaat, is om jaloers op te worden. De combinatie van humor en verstand van zaken (voetbal) is misschien wel uniek. Wij willen allemaal een beetje Gijp zijn. In zijn biografie mag dat. Het maakt ‘Gijp’ zelfs voor de niet-lezer tot een genot. De winnaar van de NS Publieksprijs leest als een sneltrein. De uitreiking is vanavond in De Wereld Draait Door. Of de hoofdpersoon uit het winnende boek aanschuift? Geen idee. Dat weet Gijp zelf vast ook nog niet. Er staan nog zoveel seconden op de klok.

Spel Zonder Grenzen

Ja! Daar kegelt een oranje sumoworstelpak een Hongaar omver! Ik spring door de kamer van blijdschap. Dit heeft Nederland nodig om in de race te blijven voor het winnen van deze aflevering. Hongarije staat bovenaan in het klassement. Die moeten we zoveel mogelijk punten afpakken. ‘We’ inderdaad. Want in dat sumoworstelpak zit Annie uit Winschoten. En Annie uit Winschoten vertegenwoordigt Nederland. Alleen voor vandaag. Alleen in het Spel Zonder Grenzen.

Mijn gevoel zegt dat Spel Zonder Grenzen gedurende een heel groot deel van mijn jeugd op de Nederlandse televisie te zien is. Dat lijkt niet te kloppen. Alleen in 1997 en 1998 doet Nederland mee. Jaren daarvoor ook al. Van 1970 tot en met 1977. Maar dan moet ik nog geboren worden. Het circus trekt heel Europa door. Van Portugal tot Duitsland en van Italië tot Wales. In 1977 is Doetinchem gastheer. Stampvolle tribunes zien teams uit alle hoeken van het continent ten strijde trekken. De bevolking geniet via de televisie mee. Jarenlang.

Nederland heeft een probleem! Teamcaptain Willem uit Winschoten heeft de joker ingezet op de waterhindernisbaan. Nederland. Water. Daar zijn we goed in. Annie moet nu voor de dubbele punten gaan zorgen. Maar Annie is geblesseerd geraakt in het sumoworstelpak. Haar enkel is dik. Nu moet Willem uit Winschoten het zelf op gaan knappen. De rest van het team hebben we volgens de captain nog hard nodig in de finale. Willem zwemt nooit. Die ene keer dat hij stomdronken in het kanaal donderde, rekent zijn team niet mee. Maar Willem gaat zwemmen. Voor volk en vaderland.

In de jaren ’97 en ’98 geeft Jack van Gelder commentaar bij het spelfestijn. Ron Boszhard is de verslaggever vanaf het strijdveld. Het is net een topsportwedstrijd. Alleen dan voor de gewone man. Je hoeft hier geen geboren talent voor te zijn. Spel Zonder Grenzen is er voor iedereen. Annie uit Winschoten is in het dagelijks leven gewoon huisvrouw. En teamcaptain Willem sleutelt aan auto’s. Hij vertelt Ron dat het op de waterhindernisbaan helaas compleet mis ging. En dat zijn team dit nog wel recht gaat trekken. Ron haast zich naar het volgende spel. De finale!

Ik kan niet meer stil op de bank zitten. Het finalespel gaat beginnen. Nederland moet winnen. Hongarije mag absoluut niet bij de eerste drie eindigen. En Portugal zet een joker in. Gevaarlijk! Wat is de bedoeling? Helemaal boven in een soort kasteel zit Annie. In één van de acht kooien. Goeie keus van teamcaptain Willem. Annie is toch geblesseerd. In de kooi hoeft ze alleen maar te wachten totdat haar teamgenoten de juiste sleutel weten te bemachtigen. Om haar te bevrijden. Hopelijk als eerste. Spanning vult vele Europese huiskamers.

En dan stopt het. In 1998 maakt de European Broadcasting Union (EBU) de laatste uitzending. De Nederlandse televisie herhaalt de uitzendingen nog tot ver in de 21ste eeuw. Dat verklaart mijn gevoel. In 2007 doet de EBU een poging om het Spel Zonder Grenzen weer van de grond te krijgen. Dat mislukt. De grootste reden: geldgebrek. WAT? Als we met z’n allen in Europa iets kunnen gebruiken dan is het wel vreugde. Spelvreugde. Weg met die crisis. Geef ons het Spel Zonder Grenzen terug. Annie uit Winschoten. Jessica from Manchester. Juan de Sevilla. Mathiass aus Salzburg. U en ik! We willen allemaal de strijd aangaan. Al moet het in een sumoworstelpak.