Auteursarchief: Luuk Stam

Nieuwe website

Op deze WordPress-site verschijnen geen nieuwe blogs meer.

Kijk voor mijn nieuwste stukken op http://www.luukstam.nl

Beat The Boktor Fest

‘Luuk, hoe ga je deze manier van dansen ooit beschrijven?’, vraagt een jongen die geregeld in dit café komt. ‘Ze slaan elkaar zowat de kop in.’ Hij heeft gelijk. En zijn omschrijving is nog weinig overdreven. Tijdens het Beat The Boktor Fest in het Hengelose café De Zwaan gaat het los op een manier die nogal afwijkt van hoe de doorsnee bezoeker het hier gewend is. Ruige taferelen voor het podium, veroorzaakt door de ruige rock-‘n-roll muziek op het podium. Vier bands staan hier vanavond. De eerste twee heb ik gemist. Het is elf uur. Ik stap in bij The Grolschbusters. Later deze avond volgt nog de band The Lagan uit Engeland. Al lijkt niemand hier energie te sparen.

De meeste fanatieke ‘danser’ is een man met een grijze platte pet. Hij heeft lange haren en een baard. Hij beukt. Hij duwt. Hij springt. En hij vliegt nietsontziend van de ene naar de andere kant van de ruimte voor het podium. Omdat ondertussen een aantal andere ‘dansers’ ongeveer hetzelfde doet, is het een klein wonder dat er hier geen botten breken. The Grolschbusters spelen ondertussen nummers die ik niet ken. Dat is niet zo gek. Ik ken geen enkel nummer van The Grolschbusters. Dat in tegenstelling tot de mensen die hier voor mijn neus helemaal uit hun dak staan te gaan. Die kennen elke noot van The Grolschbusters.

Gelukkig is er ook pauze. Het geeft de kans om even tot rust te komen. Ik maak van de gelegenheid gebruik om de man met het grijze platte petje te vragen wat hij zo mooi vindt aan deze muziek. Uit mijn vraagstelling begrijpt hij dat ik niet erg enthousiast ben. Dat klopt. Ik vind het verschrikkelijk. Hij niet. Het is muziek waar je verslaafd aan raakt, zo beweert hij. Iets dat mij in een jaar tijd ook zou kunnen gebeuren. En dat ik het nu nog verschrikkelijk vind, dat is in de ogen van deze rock-‘n-roller alleen maar mooi. Een beetje de bedoeling zelfs, zo vertelt hij. De harde muziek, het ruige dansen, het houdt de rest van de wereld op afstand.

Die afstand is er zeker. Aan de andere kant van het café is het namelijk een stuk rustiger. Niet qua harde muziek, want die neemt de hele ruimte in beslag. Maar hier is plek om rustig een biertje te drinken. Hier bevinden zich de mensen die hier voor de gezelligheid zijn. En niet omdat ze gek zijn op deze muziek. ‘Niet mijn smaak, nee’, zegt een man die aan de bar zit. Twee meisjes zijn zelfs helemaal in de hoek van het café weggedoken. Verder van het podium af dan hier in dit hoekje is niet mogelijk. Ik vraag de meisjes of zij hier net als ik per ongeluk zijn. Dat is het geval. ‘Wat een kutmuziek’, klinkt het. ‘Hier kun je toch niet op dansen?’

Dat kan wel. De man met het grijze platte petje op zijn hoofd bewijst het. Ik vraag hem wat hij maandag op zijn werkt antwoordt op de vraag of hij een mooi weekend heeft gehad. Dat vraagt hem echter nooit iemand. Hij werkt namelijk in het weekend. Als voorganger in de kerk, zo vertelt hij. Als voorganger in de kerk? Even denk ik dat ik het niet goed heb verstaan. Ik zeg dat ik het een wonderlijke combinatie vind, de kerk en dat lompe gebeuren hier. Dat is toch niet met elkaar te rijmen? Dat zie ik verkeerd. Hij vindt van wel. Ook de muziek van The Grolschbusters heeft een boodschap. Al moet je soms wel heel goed luisteren, geeft de man met het platte petje toe.

Wat ik dan mooie muziek vind? Ik vertel dat mijn muzieksmaak heel breed is. Maar die gaat dan toch eerder de kant van Guus Meeuwis op. Hij belooft dat ik de afsluitende band uit Engeland dan wel enigszins zou kunnen waarderen. En verrek, hij heeft gelijk. Als The Lagan speelt, heeft veel mainstream publiek de hoop al opgegeven en het café verlaten. Dat is zonde. Deze muziek is rustiger. Met Ierse invloeden. Deze band is goed. Dat vind ik althans. En smaken verschillen. Gelukkig. Want als het Beat The Boktor Fest het van mij moet hebben, dan maakt dit festival het niet lang meer. Dat zou doodzonde zijn voor de mensen die hier ongelofelijk van genieten.

Herwers-likes

Op Facebook is momenteel een voetbalwedstrijd aan de gang waar geen bal aan te pas komt. Het gaat bij deze wedstrijd dan ook niet om doelpunten, maar om likes. Autobedrijf Herwers houdt namelijk een selfie-actie. Voetbalteams konden een foto insturen. Het autobedrijf selecteerde tien foto’s. De foto die van die tien op 16 november de meeste likes heeft, wint 500 euro voor de clubkas. Aan deze voetbalwedstrijd doen dus geen twee, maar tien teams mee. Houd u vast, want hier komen ze: Loo 2, Lochuizen E2, Pax Dames, Etten Dames 1, Keijenburgse Boys dames, de jeugd van SJO, Lochuizen E1, DCS C1, DZC’68 E6 en Pax E4.

Allemaal stuurden ze een foto in. Op de Facebook-pagina van Herwers zijn ze bewonderen. Jongens en meisjes, mannen en vrouwen. In voetbaltenues. Voor auto’s. In auto’s. Rondom reclameborden. In de kleedkamer. Of gewoon op het voetbalveld. En dat alles inclusief breeduit lachende gezichten, hartjes, duimpjes en verkleedpartijen. Behalve bij DZC’68 E6. Het Doetinchemse jeugdteam besloot enkel hun kleurrijke collectie voetbalschoenen samen te brengen voor een foto. En bij de jeugd van SJO (samenwerking tussen de jeugd van Zeddam het Braamtse Sint Joris) namen ze de foto vanaf grote hoogte.

Een voetbalwedstrijd duurt negentig minuten. Deze wedstrijd duurt bijna een maand. De teams zijn een paar weken bezig. We zitten momenteel zo ongeveer aan het einde van de eerste helft. Aanvankelijk leek het een strijd te gaan worden tussen de dames van Pax en Keijenburgse Boys. Zij stormden al snel naar de 100, de 200 en de 300 likes. Maar waar de dames in het Keijenborgse oranje door gingen tot over de 500 bleven de dames in het Hengelose blauw wit onder de 400 steken. Daarachter kwam Loo 2 nog het dichtst in de buurt. De rest van de teams bleef onder de 100 likes. Sommige teams zelfs ruim.

Dus de Keijenborgse voetbalsters gaan ruim aan de leiding? Nee! Het moet ongeveer na een half uur spelen zijn geweest. Toen kwam er uit onverwachte hoek ineens serieuze tegenstand. De in het groen gehulde vrouwen van Etten Dames 1 stonden lange tijd op niet meer dan twee likes. Maar vanuit het niets stoomden zij op naar de 800. Alsof ze de best scorende spits op de bank hadden laten beginnen. Het moet een afleidingsmanoeuvre zijn geweest. Inmiddels gaan de Ettense vrouwen als de brandweer. Even leek het alsof de Keijenborgse dames achterover konden gaan leunen. Maar nu moeten ze alle zeilen bijzetten om toch minstens op gelijke hoogte te blijven.

De stand op moment van schrijven: Keijenborg-Etten 896-888. Een stand die zelfs in het basketbal ondenkbaar is. Morgen begint november. En met november begint de tweede helft van deze strijd. De vraag bij zo’n verkiezing is natuurlijk niet wie de mooiste of de leukste foto heeft. Iemand die stemt, doet dat om zijn of haar dorpsclub te helpen. En de vraag is welk team de meeste stemmers kan mobiliseren. Stemmen ronselen is hier aan de orde van de dag. Dat kan door de betreffende foto op Facebook te delen. Maar wat beter werkt, is mensen onder de foto taggen. Zij krijgen een melding, klikken die aan, komen direct bij de juiste foto en hoeven alleen maar te liken.

Dat is al veelvuldig gebeurd. Althans, in Keijenborg en in Etten. In Hengelo nog niet. Is dat tactiek? Denken de dames van Pax een achterstand van ruim 400 likes nog te kunnen overbruggen? Of gaan de mannen van Loo 2 hun aantal van 377 likes nog flink opkrikken? De vraag is: wie heeft zijn beste kruit al verschoten? En wie tovert er nog een digitale Melvin Platje uit de hoge hoed? Het huidige verschil van acht likes tussen de bovenste teams doet vermoeden dat het wel eens heel spannend kan worden. Keijenborg en Etten koersen af op verlenging en penalty’s. En het leuke is: elke Facebook-gebruiker mag er eentje nemen. Maak jij de winnende?

Auto’s (deel 2)

‘Je kunt wel een zaterdagje komen bijleren!’, reageerde Arne Ridderhof van het gelijknamige autobedrijf op mijn vorige blog. Daarin schreef ik dat ik nul komma nul verstand had van auto’s. Dat is verleden tijd. Een afspraak voor een stukje bijscholing over de technische aspecten van de auto was namelijk snel gemaakt. En inmiddels weet ik niet alleen dat een koppakking kapot kan, ik weet ook hoe die eruit ziet en wat die precies doet. Deze zaterdagochtend kreeg ik een spoedcursus autotechniek in de garage van de broers Arne en Frank Ridderhof. En van wie kun je beter les krijgen over de verbrandingsmotor dan van Hengeloërs met motorbloed in de aderen?

Eerst de theorie. Arne heeft een heuse presentatie voorbereid. ‘Opleiding Luuk Stam’, kopt de eerste sheet van de PowerPoint. Al snel wordt duidelijk dat er aan deze jongen als het om auto’s gaat heel wat op te leiden valt. Het eerste filmpje in de presentatie gaat over de werking van de viertaktmotor. De inlaatslag, de compressieslag, de arbeidsslag en de uitlaatslag. Vier nieuwe termen. En ondertussen blijft de krukas maar halve rondjes draaien. De uitleg is op het niveau van Het Klokhuis. Maar voor iemand die er totaal niet in thuis is, gaat het snel. Het filmpje nog maar een keer kijken dan! Want er schijnt eind deze ochtend een examen op het programma te staan.

Voor de broers Ridderhof is het allemaal gesneden koek. In de showroom staat een racewagen van Peugeot. Ze rijden ermee op circuits zoals die in Zandvoort. Arne haalt een autoblad tevoorschijn waarin een journalist een dagje racen met Arne en Frank beschrijft. Het verhaal is al van wat jaartjes terug. Destijds reden de broers nog in een andere auto. Maar ook toen ging het al op het scherpst van de sneden, zo beschrijft het stuk in het autoblad. Snoeihard gas geven en hard aanremmen. Het gaat tot kotszakjes aan toe. Arne is stomverbaasd dat ik de naam van de schrijver niet ken. ‘Zelfde vakgebied!’, merkt hij op. Dat klopt. Maar in de autowereld ben ik nou eenmaal niet zo thuis.

De viertaktmotor heb ik onder de knie. Maar waar zit nu de koppakking? En hoe ziet dat ding er überhaupt uit? Het volgende filmpje dat Arne in mijn opleiding heeft gestopt, leert het me. De koppakking blijkt een soort plaat met verschillende ronde uitsneden te zijn. Bedoeld voor de cilinders. Vraag me niet waarom, maar ik heb me de koppakking altijd voorgesteld als klein, rond en heel goed weggestopt. Dat laatste was gebaseerd op het feit dat de reparatie die nodig was nadat wij in Roosendaal onze koppakking naar de vaantjes hielpen, een flink lastige was. En het blijkt te kloppen. De koppakking zit goed weggestopt. Maar hij is niet klein. En al helemaal niet rond.

Na vier filmpjes moet ik klaar zijn voor het examen. Arne vraagt hoe ver ik er mee ben. ‘Bij de noekeras’, antwoord ik. ‘De nokkenas bedoel je.’ Die ja! Snel bekijk ik het eerste filmpje nog een keer. In mijn hoofd som ik op: inlaatslag, compressieslag, arbeidsslag, uitlaatslag. Ik weet waar de bougie zit. En wanneer de kleppen open en dicht gaan. ‘Ben je nu weer bij het begin begonnen?’, vraagt Arne, die een kleine lach niet kan onderdrukken. ‘Ik vind het wel mooi dat jij je er zo in verdiept!’, voegt hij eraan toe. Ik moet wel. Dat examen is op komst. En na zo’n uitstekend in elkaar gezette snelcursus mag ik natuurlijk niet afgaan. Al heb ik nog geen idee hoe de eindtoets eruit ziet.

Daar komt verandering in. Tijd voor het examen. We verruilen de showroom voor de werkplaats. Ik krijg een overall aan. Dat belooft niet veel goeds. Ik mag nu dan wel een klein beetje van auto’s weten, er heeft nog nooit een auto gereden waar ik aan gesleuteld heb. Arne stelt me gerust. De overall is voor het plaatje. Het examen ligt al uitgestald. Het zijn vijf onderdelen. Een oliefilter, een waterpomp, een turbo, een nokkenastandwiel en – uiteraard – een koppakking. Het enige dat ik moet doen, is het goede nummertje bij het juiste onderdeel zetten. Dat valt nog vies tegen. De gouden tips van monteur Fons Wiegerinck bieden uitkomst. Ik ben geslaagd! Met dank aan autobedrijf Ridderhof kan ik in het vervolg als het over auto’s gaat eindelijk een beetje meepraten.

Auto’s

Weet jij wat een koppakking is? Dan kun je hier wel stoppen met lezen. Doorlezen mag. Maar je gaat van dit stukje niets leren. De schrijver heeft namelijk nul komma nul verstand van auto’s. Zo probeerde ik onlangs een vriend te overtuigen van het feit dat ik in een auto met vierwielaandrijving had gezeten. Hij wist echter zeker dat dit type auto helemaal geen vierwielaandrijving had. Maar de bestuurder had mij bij een keermanoeuvre toch echt verteld dat hij met de voorkant probleemloos een eindje de wat modderige berm in kon rijden. Hij had achterwielaandrijving, zo vertelde ik. ‘Ja, achterwielaandrijving!’, luidde de zuchtende reactie. ‘Dat is wat anders dan vierwielaandrijving.’

Weer wat geleerd. Het was dan ook heel glad ijs waarop ik me begaf. Van auto’s heb ik geen kaas gegeten. Ik kan er prima in rijden. Maar begin bij mij niet over de techniek. Bij cilinderinhouden, schokdempers en luchtfilters haak ik af. Al vind ik auto’s vaak wel mooi. Mijn hoogtepunt op dit gebied was tijdens een voetbaluitje naar Duinrell. Wij waren nog jonge tieners. Een aantal trainers, jonge twintigers, reed ons naar Wassenaar. Ik zat in een Nissan Almera. Een blauwe. Maar het kan ook een groene zijn geweest. Met vier auto’s reden we achter elkaar. Vier auto’s van het kaliber Nissan Almera tokkelden over de snelweg. Die waar ik in zat, reed achteraan. Toen gebeurde het.

Wassenaar doemde al op aan de horizon. We waren toe aan het laatste stukje snelweg richting het land van de mensen die op stand leven. Ineens werd het heel druk op de linkerrijstrook. Zoef! Daar passeerde een Ferrari. Knalrood. Blinkend alsof de eigenaar hem net daarvoor door de wasstraat had gereden. Wij, jonge dorpsjongens, zaten met onze neuzen tegen de linkerraampjes van onze auto’s, kaliber Nissan Almera, gedrukt. Maar dit was niet alles! Zoef! Nog een Ferrari! Net zo knalrood. En net zo blinkend. Wij drukten onze neuzen nog harder tegen het raam. Zoef! Een Lamborghini! Knalgeel! Maar ook blinkend. Wij drukten onze neuzen bijna door het raam heen.

Maar het mooiste moest nog komen. In de drie auto’s voor ons keken alle jonge voetballertjes met grote ogen uit het raam naar al het razendsnelle schoon dat langskwam. De kreten van enthousiasme moeten tot op de andere rijhelft hoorbaar zijn geweest. Wow, een Ferrari! Nog een Ferrari! Een Lamborghini! Maar de Nissan Almera waar ik in zat, gaf inmiddels ook flink gas. Dus na de Ferrari’s en de Lamborghini zagen de enthousiastelingen in de auto’s voor ons zwaaiende teamgenoten in een Nissan Almera die van de snelheid bijna uit elkaar trilde. En dat terwijl het gele en rode geweld schijnbaar moeiteloos zoevend over het gladde asfalt uit het zicht verdween.

Dat was het. Alhoewel. Ik heb tijdens de wegraces op de Varsselring in de pauze ooit een rondje mee mogen rijden in een Ferrari. Ook gaaf! Maar daar houdt mijn connectie met auto’s echt op. Tenzij de bewuste dag ook meetelt. De dag dat ik voor eens en voor altijd leerde wat een koppakking is. Vraag me niet hoe die werkt. Maar ik weet wel precies wat er gebeurt als die het niet meer doet. Dan kan er zomaar een compleet kruispunt in een grote stad onder de witte rook van de verdampte koelvloeistof komen te staan. Roosendaal in dit geval. En sinds die dag weet ik ook dat het wijzertje dat de temperatuur van je motor aangeeft, wel degelijk heel belangrijk kan zijn.

In mijn vriendengroep is er één jongen die ook geen verstand heeft van auto’s. Maar hij is onlangs voor onbepaalde tijd vertrokken naar een ver land. Ik ben de enige achterblijver met een belabberde kennis van auto’s. De lastigste momenten zijn dan die waarop iemand een nieuwe auto heeft gekocht. Diegene verwacht dan in de eerste plaats een reactie op het uiterlijk. Dat lukt nog. Mooi ding! Maar daarna kom je niet verder dan: mooie kleur! Of: strakke bekleding! De technische aspecten van de auto blijven buiten beschouwing. Voor al mijn lotgenoten heb ik één tip: vraag met een stalen gezicht of de auto een goede koppakking heeft. Dan sta je gegarandeerd met 1-0 voor.

AZC Hengelo

Mijn dorp krijgt een asielzoekerscentrum. Er komen hier 97 onbekende mensen, gevlucht uit een ver land. Deze mensen krijgen een plek op een landgoed even buiten het dorp. Wellicht al eind dit jaar. Buurtbewoners zijn boos. Ze willen geen 97 onbekende mensen uit een ver land. Niet in hun buurt. Niet in hun achtertuin. En als dat wel gebeurt, dan is dat een grote ramp. ‘Dan is mijn leven klaar, zo zie ik het’, liet een buurtbewoonster in de krant optekenen. De reacties zijn vanuit het not-in-my-backyard-principe goed te verklaren. Maar er komen hier geen 97 criminelen. Er komen hier 97 asielzoekers. En bovenal komen hier 97 mensen.

Deze mensen zijn toevallig geboren op een plek waar het niet zo goed is als hier. Waar het vooral vele malen onveiliger is dan hier. Een plek waar oorlog en geweld aan de orde van de dag zijn. Veel mensen in Syrië willen daarom weg. Ze vluchten richting de veiligheid. Ze zoeken een dak boven hun hoofd op een plek waar de straat niet bezaaid ligt met hulzen van kogels. Maar dat is niet gemakkelijk. Want hoe groot deze wereld ook is, overal hebben mensen hun eigen plek. Wij zijn wereldburgers. Maar als het beter uitkomt, zijn we Europeaan. Of liever nog: Nederlander. Gelderlander. Achterhoeker. Of als het echt dichtbij komt: Hengeloër.

Nu komt het echt dichtbij. De Hengeloër roert zich. En de wereldburger houdt zich hier stil. Dat is jammer. De wereldburger zou zien dat het niet meer dan logisch is dat deze mensen onze kant op komen. En de wereldburger zou ook zien dat al deze mensen een gezicht hebben. Dat het in beginsel mensen zijn zoals jij en ik. En dat ze hierheen komen omdat ze iets van hun leven willen maken. Dat kan niet op de plek waar ze vandaan komen. Niet omdat ze arm zijn. Of omdat ze dom zijn. Maar omdat er buiten een oorlog aan de gang is. Een oorlog die al een hele tijd duurt en waarvan het einde nog lang niet in zicht is.

Al eerder schreef ik over Nour, de Syrische jongen die in de opvanglocatie op De Kruisberg in Doetinchem zat. In bijzonder goed Engels vertelde hij over het feit dat hij een aantal jaar geleden voor studie naar Australië was vertrokken. Na zijn studie kon hij vanwege het opgelaaide geweld niet meer terug naar zijn voormalige woonplaats Damascus. Zijn toekomst moest hij ergens anders zoeken. Een slimme knappe jongen zat daar in Doetinchem te wachten op papieren die hem verder moesten brengen. Ondertussen speelde hij die vrijdagmiddag een potje schaken met leden van de Doetinchemse schaakclub.

Nour kwam vanuit Australië naar Nederland. Hij maakte het grootste deel van het geweld in zijn thuisland Syrië niet mee. Oorlogsherinneringen had hij niet. Die hebben veel van de andere vluchtelingen misschien wel. Dat verontrust de Hengeloër. Zondag 3 december 2000 staat veel dorpsbewoners hier nog vers in het geheugen. De 19-jarige Wilma Ruesink werd die avond vlakbij haar huis om het leven gebracht door een Afghaanse man. Een verschrikkelijke gebeurtenis die een kleine gemeenschap als Hengelo nog lang niet is vergeten. Maar hoe verschrikkelijk ook, het was een uitzonderlijk incident.

Het AZC Hengelo komt er. Dat is zeker. Of de Hengeloër daar nu blij mee is of niet. De 97 toekomstige bewoners zijn geen Hengeloërs. En dat zullen ze ook niet snel worden. Maar het zijn wel wereldburgers. Net als wij allemaal. Ze verdienen een kans om een veilig leven op te bouwen. Deze 97 mensen vormen maar een heel klein gedeelte van de honderdduizenden die met bootjes de Middellandse Zee oversteken. Het is dan ook niet gek dat er na Europa en Nederland nu ook asielzoekers naar Hengelo komen. Aan ons de taak om de komst van deze mensen te accepteren en verder te denken. Misschien is een schaakmiddag een goede eerste zet.

Zwarte Cross 2015

‘Tante Rikie, wa vin ie d’r van?’, vroeg Bennie Jolink. Het optreden van Normaal op de zondag van de Zwarte Cross liep ten einde. De tot directrice van het festival gebombardeerde buurvrouw uit Hummelo had zojuist onder luid gejuich het hoofdpodium op de Schans in Lichtenvoorde betreden. En nu kreeg ze de vraag wat ze ervan vond. Een vraag waarop gezien de veelzijdigheid van de Zwarte Cross een uitgebreid antwoord zou kunnen volgen. Maar dat uitgebreide antwoord kwam er niet. Niet uit de mond van Tante Rikie. Tante Rikie zei alleen dat ze het mooi vond. Mooi. En druk.

Tante Rikie had kunnen vertellen over het meisje in het roze t-shirt. Dat meisje in het shirt van de Zwarte Cross met op de achterkant de afbeelding van Tante Rikie. Dat meisje van een jaar of 7 dat tijdens het optreden van Normaal vanaf de vertrouwde nek van haar vader over de mensenmassa uitkeek. Met in de lucht haar rechtervuist, die op de muziek omhoog en omlaag ging. Misschien was het haar eerste Zwarte Cross. Misschien was ze hier al eerder geweest. Maar zeker was dat ze hier vanaf nu vaker ging komen. Wie hier één keer geweest is, gaat niet snel weer weg.

Tante Rikie had ook kunnen vertellen over het optreden van Boi Foi Toch. Over het feit dat hier al voor het middaguur bier door de lucht vloog. Over de jongen die bij één van zijn kameraden op de schouders klom en na het uitwringen van zijn shirt een heel café een rondje kon geven. Over de vrouwen die de teksten van Hans Keuper woord voor woord mee konden zingen. Net zoals vrijwel alle mannen, overigens. Het zorgde voor een stukje eensgezindheid in de mooiste zin van het woord. Veel dichter bij de Achterhoek kon een mens op deze zondagochtend niet komen.

Tante Rikie had dan ook zeker kunnen vertellen over de gemoedelijke sfeer. Gecreëerd door de organisatie. Maar gemaakt door de mensen. Verschillende mensen. Van jong tot oud. Van groot tot klein. En van de Achterhoek tot ver daarbuiten. Tante Rikie had kunnen vertellen dat al die mensen zo veel plezier hadden zonder elkaar één strobreed in de weg te leggen. Of je nou alderbastend wilde feesten tussen rondvliegend bier of rustig in een hangmat een shaggie wilde draaien. Alles was hier mogelijk. En dat met niet minder dan 197.450 betalende bezoekers. Een record.

Tante Rikie had uitgebreid kunnen vertellen over het slagveld op de camping. Over de wind die zaterdagmiddag ongenadig hard huis had gehouden. Na de storm was het aantal overeind staande tentjes hier op de camping nog harder gekrompen dan de gemiddelde Griekse bankrekening. Net als het aantal bezoekers overigens. Reden dat de deuren zaterdagavond wagenwijd open gingen. Een entreekaart was niet meer nodig. En voor de campinggasten regelden de helden van de organisatie – onder leiding van Tante Rikie – een nieuwe slaapplek, genaamd Hotel De Berige Knastafari.

Tante Rikie had zelfs kunnen vertellen over de Loco Loco Disco Show. Over Yuri van Gelder. Over het paard van Troje waar de motoren in en uit reden. Over de extreem relaxte sfeer op de reggaeweide. Over de General Rikie. Over het bordje dat de menigte op de hoogte stelde van het feit dat het was toegestaan om bomen te knuffelen. Wat opvallend weinig mensen ook daadwerkelijk deden. Over de door een trekker aangedreven ei-bak-installatie. En Tante Rikie had uiteraard ook kunnen vertellen over Tante Rikie. Maar dat deed ze niet. Tante Rikie zei alleen dat ze het mooi vond. Mooi. En druk. En dat vond iedereen een prima samenvatting.

‘Over de rooie’ (deel 2)

Dit verhaal gaat over kikkerslaan. Het is deel 2. Het eerste deel schreef ik zeven jaar geleden. In al die jaren was er tot voor kort niets veranderd. Maar nu is alles anders. Om met het positieve te beginnen: kikkerslaan heeft kunstgras! En dat is nog niet alles. Want ook de lanceerstellingen en de hamers zijn vernieuwd. Maar niet elke verandering is er eentje om toe te juichen. Dat de kosten voor deelname zijn veranderd, is nog te overzien. Maar veel beroerder is het feit dat de gouden regel van het kikkerslaan niet meer bestaat. Eén kikker in ‘de rooie’ is niet meer heilig. Voor een grote knuffel moeten er tegenwoordig namelijk twee van de zestien kikkers in het rode bakje.

De magie van ‘de rooie’ is zo op slag geruïneerd. Het is alsof je op een voetbalveld ineens twee penalty’s binnen moet schieten om tot een geldig doelpunt te komen. Dat is ondenkbaar. Het haalt de kracht van de penalty weg. Een penalty is alles of niets. Doelpunt. Of geen doelpunt. Dat maakt het ook zo mooi. De spanningsboog. Een ultrakort moment met twee mogelijke uitkomsten. Een beetje doelpunt bestaat niet. Een beetje doelpunt, daar kun je niks mee. Dat is alsof je in plaats van je maandloon ineens alleen nog maar een brief krijgt waarin staat dat je goed je best hebt gedaan.

Kikkerslaan, voor de enkeling die het niet kent: neem een kermis, veel mensen, wat biertjes en een grote bak met water. In die bak met water draaien bakjes rond. Een stuk of wat groene (voorheen witte, nog zo’n verandering), vier gele en één rode. De bedoeling is om plastic kikkers in die bakjes te doen belanden. Liefst in het rode bakje. Daarvoor leg je de kikker omgekeerd op een plateau. Vervolgens geef je met een rubber hamer een klap op een ander stukje rubber. Die klap zet een hefboomconstructie in werking waardoor de kikker richting de bakjes in het water vliegt.

Als kind sloeg je nooit in ‘de rooie’. Vanwege te weinig kracht. Een kikker die überhaupt de waterbak haalde, was al reden voor een kleine vreugdedans. Die tijd is voorbij. Nu telt alleen nog het rode bakje in het midden van de grote waterbak. In de hoogtijdagen stond de teller na vier dagen kermis op zo’n tien grote knuffels. Dankzij tien kikkers in ‘de rooie’. Maar het gebeurde zelden dat je van de zestien kikkers die een poging rijk was, er twee in het rode bakje sloeg. Toch is dat wat nu gevraagd wordt om beloond te worden met de al jaren geldende hoofdprijs: een grote knuffel.

Die eerste kikker kan er in de nieuwe situatie namelijk wel leuk in vliegen. Maar dan heb je nog helemaal niets. Het eerste succes is niet meer dan een formaliteit als het tweede er niet op volgt. Waar één keer in ‘de rooie’ slaan voorheen heldendom betekende, is het nu betekenisloos geworden. Het levert geen grote knuffel meer op. In plaats daarvan krijg je het altijd-prijs-inimini-knuffeltje. Dat is dus eigenlijk helemaal niets. Eén kikker in de rode is een beetje doelpunt geworden. Het altijd-prijs-inimini-knuffeltje is de brief waarin staat dat je goed je best hebt gedaan.

Het gaat niet om die grote knuffel. Het gaat om de waardering. Natuurlijk staat de waterbak van het kikkerslaan al jarenlang in Hengelo. Menig dorpsbewoner is er veel te goed in geworden. En het is uiteraard niet helemaal de bedoeling dat er grapjassen met tien grote knuffelberen naar huis gaan. Maar zorg dan voor een alternatief. Ik stel voor: elke kikker in ‘de rooie’ is een punt. Hang een scherm op met een ranglijst. Degene die aan het eind van de kermis de meeste punten heeft, wint een enorme knuffelbeer en is een jaar lang Koning Kikkerslaan van Hengelo. Dan telt elke kikker. En dan heeft ‘de rooie’ zijn magie razendsnel terug.

UPDATE

Ok, even een rectificatie.

Eerst de korte versie:

Je wint al een grote knuffel (van de buitenste ring) bij één kikker in de rode! Bij twee kikkers in de rode win je een nog grotere (van de binnenste ring). Er is dus wat dat betreft niets veranderd.

Dan nu de lange versie:

Na uitleg van de eigenaar van het kikkerspel blijkt dat er afgelopen weekend in Hengelo verwarring is ontstaan door een bordje dat op de verkeerde plek hing. Dat bordje hoort bij de grotere knuffels te hangen, waarvoor je dus inderdaad twee keer in de rode moet slaan. Maar door de plek waar het bordje nu hing, leek het voor de kermisbezoekers net alsof je twee keer in de rode moest slaan om überhaupt iets te winnen. En iedereen die dat bordje niet zag, hoorde het wel van iemand anders: ‘Bij kikkerslaan moeten er nu twee in de rode!’ Vervolgens gingen mensen (waaronder ik) daar ook rekening mee houden. Na één kikker in de rode was er geen reden om een prijs op te eisen. Die had je immers niet gewonnen. Want er moesten twee kikkers in de rode. Maar dat is dus niet zo. Volgend jaar hangt het bordje goed en eisen we die prijzen gewoon weer op. Komend weekend in Vorden trouwens ook al! En oja, het allerbelangrijkst: de magie van ‘de rooie’ blijft behouden!

Dreamfields

Bas heet hij. Die naam staat getatoeëerd op zijn borstkas. Zijn bovenlichaam is ontbloot. Zoals vele mannelijke lijven dat hier zijn. Ook veel vrouwen hebben heel wat minder aan dan in hun dagelijks leven. Op het Dreamfields Festival bij recreatieplas Rhederlaag in Lathum kijkt niemand daar deze zaterdagmiddag raar van op. Het past bij de sfeer. En bij de muziek. Die is vooral hard. Hier geen bands. En ook geen zangers. Maar DJ’s. Van de beste soort. In de hardstyle. In de house. En in de electro. Van de Bassjackers tot de Roughstate Showcase. Je moet er van houden.

Bas doet dat. Hij staat op het strandje aan de zijkant van het feestterrein. De klanken vanaf het hardstyle-podium dreunen ook hier door. Maar de bankjes op het strandje bieden de mogelijkheid om even bij te komen. Uitrusten, dat is voor Bas niet nodig. Die gaat gewoon door. Zijn shirt bungelt om de riem in zijn broek. Zijn sportschoenen raken één voor één het zand. Mensen kijken vanaf de bankjes toe. Een meisje filmt Bas. Die heeft niets in de gaten. Hij gaat op in wat hij hoort. De verantwoordelijke DJ heet Frontliner. Voor Bas duidelijk geen onbekende. Hij kent elke toon.

Dat doen veel van de 25.000 bezoekers die hier staan. 25.000 mensen. Dat zijn twee volle stadions van De Graafschap. Of één vol Gelredome. Verdeeld over vijf podia. De muziek gaat van hard naar heel hard. Kenners vertellen dat het nog veel harder kan. Een enkeling heeft er echt verstand van. Die vertelt dat de DJ die daar in een wit t-shirt in de zogenaamde raw-tent het publiek helemaal gek staat te maken, pas 19 jaar is. En één van de allergrootste talenten op dit moment. De leek neemt het voor kennisgeving aan. De liefhebber raakt er razend enthousiast van. En springt weer verder.

Een festival als dit is niet te vergelijken met een Zwarte Cross of een Lowlands. Zoals die ook onderling weer enorm van elkaar verschillen. Het zijn de bekende appels en de peren. Natuurlijk, de sfeer op zo’n festival is fantastisch. Mensen zijn blij. En aardig. Maar die muziekstijlen, het zijn verschillende takken van sport. Een mens kan zich in meerdere sporten bekwamen. Maar voor elke muziek heb je een bepaald gen nodig. Zoals een meisje dat opspringt als Frontliner een bepaalde set start. Zo’n meisje schat deze muziek op waarde. Dan kun je erin opgaan. Net zoals Bas.

Hij heet geen Bas. Hij heet Bob. Bas, dat is zijn overleden broer. Die was hier ongetwijfeld graag bij geweest. En door de tatoeage op de borstkas van zijn broertje is hij dat toch een beetje. Het loopt tegen elf uur in de avond. De eindshow van dit festival nadert met rasse schreden. ‘Kom op!’, roept Bob. ‘Nog een uurtje!’ Hij springt door de raw-tent. Zijn energie slaat over op de omstanders. Velen doen met hem mee. En bij de rest tovert Bob toch minstens een glimlach op het gezicht. Al is het maar omdat het prachtig is om iemand zo te zien genieten van het leven.

Het hoogtepunt is de eindshow. Om twaalf uur. Daar is iedereen het over eens. Vroeg naar huis gaan is hier een doodzonde. De muziek bouwt zich op naar een climax. De lichtshow gaat op standje maximaal. Lichtbundels schieten over de mensenmassa. In groen. In blauw. In rood. En dan het vuurwerk. Eerst bij het hardstyle-podium. En meteen daarna vanaf de mainstage aan de andere kant. Tegelijkertijd schieten de palmbomen vanaf het water de lucht in. Alle 25.000 bezoekers op het terrein genieten. En ook in de wijde omtrek moet het te zien zijn. Misschien zelfs voor Bas.

Schoolreisje

Het is iets voor vijf uur in de ochtend. In vertrekhal 3 van de luchthaven Schiphol staan wat jongetjes te voetballen. Ik ken ze niet. Net zoals ik de kinderen die eromheen staan niet ken. Maar het is wel mijn reisgezelschap voor de komende vier dagen. Zij gaan naar Turkije. Op schoolreisje. Met Corendon. Met War Child. En met Laura van Kaam. Omdat de winnares van The Voice Kids 2013 uit Dinxperlo komt, mag er ook een journalist uit de Achterhoek mee. Zo kan het gebeuren dat ik op een woensdagochtend plaatsneem in een vliegtuig richting de Turkse badplaats Antalya.

Stoel 27C is de mijne. Ik zit naast Pim. Hij vertelt dat het nog niet zo zeker was of hij wel mee mocht. Waar zijn hele klas geld inzamelde voor War Child deed Pim helemaal niets. Het was een idee van Marianne. Maar Pim vond het maar onzin. Toch zit hij hier. Zijn medeleerlingen besloten dat hij mee mocht. Nu zit de hele klas in dit vliegtuig. 21 leerlingen. Ook Melvin. Die vliegt voor het eerst. “Nu wordt het leuk, Melvin”, zegt Pim. Het vliegtuig geeft gas. We stijgen op. De ochtendzon geeft Amsterdam een warme aanblik. Een paar uur later is het pas echt warm. Antalya. 37 graden.

We verblijven in een groot resort. All inclusive. Meer dan achthonderd hotelkamers. Zwembaden. Glijbanen. En overal waar je kijkt is eten. Veel eten. En veel drinken. Wij beginnen met de lunch. Dani laadt zijn bord vol met chocoladetaartjes. Gewoon omdat het kan. De juffrouw kijkt verbouwereerd toe. “Eet je straks ook wat gezonds, Dani?” Hij belooft het. Een klein Russisch kind loopt langs. Op zijn bord ligt een stapel van schijven meloen. Zo hoog dat het jochie er amper overheen kan kijken. Papa en mama liggen aan het zwembad. Net zoals gisteren. En eergisteren. En de rest van deze vakantie.

Na de lunch start het programma. De organisatie verdeelt de klas in vier teams. De Frikandellen Speciaal. De Natte Snavels. De Augurken. En de Coole Pinguins. Een competitie is geboren. Het gaat vanaf nu om punten. Punten scoren kan op allerlei manieren. Van de deur voor iemand open houden tot de tofste act uitvoeren op de bonte avond. Maar deze reis heeft ook een serieus randje. De kinderen bekijken een filmpje met daarin voor de oorlog gevluchte leeftijdsgenoten in Libanon. Daarnet riep Dani nog heel hard waar je op het park het lekkerste ijs kon halen. Nu is hij muisstil.

De klas schrijft brieven aan de twee jongens in het filmpje. Karim en Ahmad. Pim leest zijn brief voor. Het is één van de mooiste van allemaal. Hij schrijft dat Karim en Ahmad goed kunnen voetballen. En dat hij hoopt dat ze dat snel weer in vrede kunnen doen. In een veilige omgeving. Zijn wat nonchalante houding is in een mum van tijd compleet verdwenen. De klas applaudisseert. Meisjes kijken elkaar aan. Dit is toch de Pim die niet mee wilde doen? Het maakt niet meer uit. Deze reis brengt deze klas samen. Iedereen is gelijk. Aan het eind van de dag maken we een cirkel. We bedanken elkaar.

De volgende ochtend gaan we met een piratenboot de Middellandse Zee op. Er komt een verrassing aan! Dani heeft die al door. Hij staat te wachten onder wat even later een kanon blijkt te zijn. Dat overlaadt de kinderen met grote witte schuimkoppen. Een frisse duik in zee maakt hen weer herkenbaar. Daarna volgt een kleine workshop van de meereizende journalisten. De vijf W’s en de H? De kinderen hebben ze razendsnel op een rijtje. Ze komen goed van pas in de interviews. Met iemand die een oorlogskind speelt bijvoorbeeld. Mijn groepje interviewt Laura van Kaam. De echte.

Aan het eind van de dag zingt Laura. De stem van de jonge Dinxperlose neemt bezit van het park. Hotelgasten stellen hun diner even uit. Nederlanders. Maar ook Turkse gasten. Ze verstaan geen woord van het nummer Speeltuin van Marco Borsato. Maar het gevoel waarmee Laura het liedje ten gehore brengt, komt ook bij hen binnen. Hier en daar rolt er een traan over een meisjeswang. De jongens die voetbalden in de vertrekhal, zingen nu mee. Om hun schouders hangen voetbalshirts. Van Chelsea. FC Barcelona. En Liverpool. Gekocht in één van de vele winkeltjes hier in de buurt. Ze gaan in de koffer mee naar huis. Samen met een lading aan bijzondere herinneringen.

Ik heb in mijn leven heel wat toffe schoolreisjes meegemaakt. Op de basisschool. Broodjes bakken op De Spelerij in Dieren. Of jaren later toen we naar de grotere pretparken gingen. Met natte kleren de bus in. Verrast door de wildwaterbaan. En dan onder de banken liggen als we de Schoolstraat weer in reden. Ook het reisje naar Ibiza was groots. Dat was mijn eerste keer vliegen. Maar de reis waarbij Melvin voor het eerst vloog, had een extra lading. Hem zal deze reis bijblijven. Net zoals zijn hele klas deze reis zal bijblijven. En ook ik zal deze reis onthouden.

Allemaal leerden we deze dagen dat elk kind telt. Ook Karim. En ook Ahmad. Het verblijf in Antalya eindigt zoals elke dag dat deed. In een cirkel. Iedereen mag wat zeggen. Er klinken woorden als samen, plezier, dank en indrukwekkend. Dan is er een groepsknuffel. Tranen vloeien. Ze dalen neer in een grasveldje. Ergens bloeit de hoop. Morgen zal het vrede zijn. En oja: de Coole Pinguins hebben de meeste punten. Het team van Dani. Die trekt een sprint, dwars door de lobby, en jumpt het zwembad in. Hotelgasten kijken verbijsterd toe. Deze schoolklas is nog lang niet vergeten.